Zorgnieuws | Actualiteiten in de zorg
x

Pia Dijkstra nieuwe minister van Medische zaken; Conny Helder blijft minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport


In een opmerkelijke ontwikkeling binnen het Nederlandse kabinet is Pia Dijkstra benoemd tot de nieuwe minister van Medische Zorg, terwijl Conny Helder haar rol als minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport blijft vervullen. Deze aankondiging werd gedaan in een brief van minister Helder aan de Tweede Kamer, waarin de taakverdeling tussen de beide ministers werd vastgelegd.

De nieuwe portefeuilleverdeling ziet er als volgt uit:

Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Conny Helder):

Langdurige zorg: ouderenzorg, gehandicaptenzorg, mensen met een beperking

GGZ (incl. verslavingszorg)

Wijkverpleegkundige zorg

Persoonsgebonden budget

Kwaliteitsbeleid in de zorgsector

Arbeidsmarktbeleid (incl. initiële zorgopleidingen en Wet Topinkomens)

Sport

Coördinatie van verantwoording inzake COVID-19 bij VWS

Rechtmatige zorg en goed bestuur

Ontregelde zorg

Organiseerbaarheid en regionalisering

Beleidskader voor patiënten- en cliëntenorganisaties

Taskforce Optimale inzet zorgmedewerkers

Zorgbonus, Nationale Zorgreserve en coronabanen

Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)

Eigenaarstaken voor de concernorganisaties van VWS

Minister voor Medische Zorg (Pia Dijkstra):

Curatieve Zorg

Beheer van de aanpak van COVID-19

Bevolkingsonderzoeken, waaronder kankeronderzoek

Zorgverzekeringswet

Zorgtoeslag

Pakketbeheer

Drugsbeleid

Genees- en hulpmiddelen

Gezondheidsbescherming, waaronder voedselveiligheid en productveiligheid met toezicht door NVWA

Infectieziektebestrijding

Medische technologie en innovatie

Medisch-ethische vraagstukken

Pandemische paraatheid

Betaalbaarheid van de zorg

Medisch-specialistische vervolgopleidingen (incl. Wet BIG)

Duurzaamheid in de zorg

De staatssecretaris van VWS behoudt haar portefeuille zoals deze was. Het is belangrijk op te merken dat de minister van VWS eindverantwoordelijk blijft voor de organisatie. Deze herverdeling van taken en verantwoordelijkheden binnen het kabinet belooft een interessante periode voor de Nederlandse gezondheidszorg en het welzijn van haar burgers.

Bron: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Het bericht Pia Dijkstra nieuwe minister van Medische zaken; Conny Helder blijft minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verscheen eerst op MedicalFacts.nl.
Lees het originele artikel

x

Orgaanchip kan doorbraak forceren in strijd tegen erfelijke hoofdslagaderbreuken


Genetisch onderzoekster UAntwerpen krijgt prestigieuze EU-beurs van 1,5 miljoen euro

Een verwijding en daaropvolgende plotse breuk van de hoofdslagader (aorta) kan in je DNA verweven zitten, maar daarom hoeft zo’n erfelijke aandoening nog geen doodsvonnis te zijn. Genetisch onderzoekster dr. Aline Verstraeten (UAntwerpen) pakt het medisch probleem op moleculair niveau aan en zet daarvoor een orgaanchip in.

Vijf jaar lang zullen Verstraeten en haar team zich buigen over erfelijke aortaverwijdingen en -breuken. De wetenschapster, verbonden aan de Onderzoeksgroep Medische Genetica (UAntwerpen), krijgt voor haar onderzoeksproject ‘BREAK-OUT’een ERC Starting Grant van de EU, goed voor 1,5 miljoen euro.

Hoofdslagaderbreuken

“In het bijzonder ben ik op zoek naar een doeltreffende therapie voor thoracale aorta aneurysma’s en dissecties (TAAD), oftewel hoofdslagaderverwijdingen en -breuken ter hoogte van de borstkas”, vertelt Verstraeten. “Wanneer die ader scheurt, verlies je inwendig plots grote hoeveelheden bloed. TAAD kan verschillende oorzaken hebben: ouderdom, hoge bloeddruk, een ongezonde levensstijl, … Maar ook een foutje in ons DNA kan de boosdoener zijn. Zulke erfelijke ziektes blijven lange tijd onder de radar. Tot het noodlot uit het niets toeslaat. In zeldzame gevallen sterven zelfs jonge kinderen aan een plotse hoofdslagaderbreuk.”

Genetische fout

Om zulke tragedies te voorkomen, bestaan er al oplossingen, maar die zijn zeker niet volmaakt.Verstraeten: “Je kan de ader bijvoorbeeld preventief laten opereren, maar na de ingreep kunnen zich complicaties voordoen. De medicatie die vandaag op de markt is, verlaagt voornamelijk je bloeddruk. Je aders krijgen het dan minder zwaar te verduren, maar catastrofale hoofdslagaderbreuken worden zo enkel uitgesteld en niet voorkomen.`”

Volgens de onderzoekster moet het probleem dus bij de wortel worden aangepakt. “Het vertrekpunt is de genetische afwijking. Dat defect zorgt er namelijk voor dat er allerlei processen op celniveau foutlopen. Er bestaat al een medische therapie die deels gericht is op het repareren van die defectieve processen. Maar die behandeling doet het even goed als de bloeddrukverlagende medicatie. Ons doel: het schadelijk proces stopzetten of – in het beste geval – zelfs omkeren door de inzichten in de ziekteprocessen te verbeteren.” 

 Aorta kopiëren

 Tijdens proefdierexperimenten leerden Verstraeten en haar team meer over de processen die foutlopen bij erfelijke TAAD-vormen in een levend organisme. Maar klinische vervolgproeven op mensen zijn voor dit soort aandoeningen niet evident. Via een inventieve omweg kunnen de wetenschappers toch tests uitvoeren op menselijke aorta’s. “De wand van een aorta bestaat uit verschillende celtypes. Die kunnen we met menselijke stamcellen namaken. Op basis van een bloedstaal – zowel van patiënten als gezonde personen – kunnen we dus de samenstelling van iemands aorta volledig kopiëren. Zo is het mogelijk om die ader in het klein na te bouwen.”

Wereldprimeur

Deze miniatuurversie bevestigen de onderzoekers vervolgens in een chip van amper enkele millimeters groot. Nog nooit werden al die verschillende lagen van een menselijke aorta in zo’n zogenoemde orgaanchip aangebracht. Het model van Verstraeten en haar team zal dus een wereldprimeur zijn. “Wanneer we dat plaatje in contact brengen met bloeddruk en -stroom, bootsen we eigenlijk de omstandigheden in een echte aorta na. Onze bevindingen van de muisstudies kunnen we zo rechtstreeks uitproberen op onze miniversie van patiënten.”

Bron: Universiteit Antwerpen


Het bericht Orgaanchip kan doorbraak forceren in strijd tegen erfelijke hoofdslagaderbreuken verscheen eerst op MedicalFacts.nl.
Lees het originele artikel

x

Infectie cytomegalovirus bij zwangere vrouwen op te sporen met NIPT


Ernstige aandoeningen bij foetus op termijn mogelijk te voorkomen door effectieve screening en behandeling

Zwangere vrouwen worden in Nederland niet gescreend op een infectie met het voor het ongeboren kind gevaarlijke cytomegalovirus, omdat er geen behandelingsmogelijkheden zijn. Nu behandeling wel mogelijk lijkt en onderzoek van Brigitte Faas en collega’s uitwijst dat de infectie is op te sporen met de al bestaande NIPT test, kan het perspectief gaan kantelen.

Het cytomegalovirus (CMV) is een herpesvirus dat vrijwel iedereen ooit besmet. Dat levert bij gezonde mensen zelden problemen op, maar er is één belangrijke uitzondering: de foetus die tijdens het eerste trimester van de zwangerschap wordt geïnfecteerd. “De foetus moet zich dan nog helemaal ontwikkelen en het virus kan die ontwikkeling ernstig verstoren”, zegt onderzoeker Brigitte Faas van het Radboudumc. “Slechthorendheid of doofheid is het meest voorkomende symptoom na een foetale infectie. Ook kunnen ontwikkelingsachterstand, spasticiteit en groeiachterstand optreden en in ernstige gevallen kan de foetus al voor de geboorte overlijden. Dit maakt een CMV-infectie bij zwangere vrouwen tot een serieus risico voor het ongeboren kind.” Bij zwangere vrouwen met een actieve infectie in het eerste trimester raakt ongeveer 35 procent van de foetussen geïnfecteerd.

Niet screenen

Een deel van de besmette kinderen overlijdt dus al voor de geboorte, maar daarnaast worden er in Nederland jaarlijks ook zo’n 1000 kinderen geboren die tijdens de zwangerschap besmet zijn met het virus. Ongeveer 180 van hen houden daar blijvende gevolgen aan over, wat ongeveer gelijk is aan het aantal kinderen met downsyndroom dat jaarlijks wordt geboren. Hoewel zwangeren wel gescreend kunnen worden op downsyndroom is er in Nederland geen screening op CMV, met name omdat er geen behandeling beschikbaar is. Zonder een behandeling heeft screenen weinig zin, zo is de gedachte. Maar dit zou wel eens snel kunnen veranderen.

Antivirale middelen

Diverse internationale onderzoeksgroepen melden de laatste jaren dat antivirale middelen kunnen voorkomen dat het virus van de moeder naar het ongeboren kind wordt overgedragen. Dit heeft ervoor gezorgd dat Faas is gaan onderzoeken of screening op CMV bij zwangere vrouwen haalbaar is. “Want voor een efficiënte behandeling moet je zo snel mogelijk weten of een zwangere vrouw een actieve infectie bij zich draagt. Daarvoor zou je alle zwangeren moeten screenen, in Nederland ongeveer 170.000 per jaar. Je kunt er een aparte screening voor opzetten, maar daarvoor ook de Niet Invasieve Prenatale Test (NIPT) gebruiken die in Nederland sinds 1 april 2017 beschikbaar is voor alle zwangere vrouwen. Deze NIPT zoekt in het bloed van zwangere vrouwen naar DNA-fragmenten die wijzen op down-, edwards- of patausyndroom bij de foetus.”

Wel screenen?

Ongeveer tien procent van de DNA-fragmenten in het bloed van de zwangere vrouw is afkomstig van de placenta/foetus, ongeveer negentig procent van de moeder zelf. Maar in de NIPT zitten nóg meer gegevens opgesloten! Faas: “Je kunt er ook fragmenten van virussen vinden, zoals parvovirussen en – inderdaad – CMV.” Dat is precies wat Faas is gaan onderzoeken, in nauwe samenwerking met NIPT-deskundigen Jasper Linthorst en Erik Sistermans van het Amsterdam UMC. In de gegevens die zijn opgeslagen in de drie NIPT-centra in Nederland – Erasmus MC, Amsterdam UMC en Maastricht UMC/Radboudumc – heeft Faas gekeken of een CMV-infectie met NIPT is vast te stellen.

Betrouwbare NIPT

“In de overgrote meerderheid van de meer dan 200.000 NIPT testen die we hebben onderzocht vonden we geen CMV. In een zeer klein deel wel”, zegt Faas. “Vervolgens hebben we met de huidige standaard methoden voor het opsporen van CMV infecties gekeken wat dit betekent. Bij alle negatieve resultaten – dus zonder CMV – die we controleerden was er inderdaad geen sprake van een actieve CMV infectie. Recent actieve of nog steeds actieve CMV infecties zagen we alleen in een deel van de samples waarin wel CMV gevonden was.” Dit betekent dat NIPT ook gebruikt kan worden voor het opsporen van CMV infecties vroeg in de zwangerschap.

Grootschalig landelijk onderzoek

Het perspectief voor screening op CMV tijdens de zwangerschap zou kunnen kantelen door de mogelijkheid tot behandelen in combinatie met de resultaten van dit NIPT onderzoek, gepubliceerd in eBioMedicine. Op deze manier hoeft geen volledig nieuwe screening opgezet te worden. Faas: “Dit onderzoek wijst zeker in die richting, maar om het helemaal goed uit te zoeken zouden we graag, in nauw overleg met het RIVM en andere betrokkenen, een grootschalig landelijk onderzoek opzetten waarin we meteen het effect van antivirale middelen meenemen. Nu maakt ruim zestig procent van de zwangeren gebruik van de NIPT, wat betekent dat een kleine veertig procent dat niet doet. Een punt van aandacht in zo’n studie zal dan ook zijn op welke manier die veertig procent toch screening op CMV aangeboden kan krijgen. Maar op basis van de behandelmogelijkheden en het nu gepubliceerde onderzoek vinden wij dat screening op CMV op de agenda moet komen te staan.”

Artikel in eBioMedicine: Early detection of active Human CytomegaloVirus (hCMV) infection in pregnant women using data generated for noninvasive fetal aneuploidy testing – Brigitte Faas, Galuh Astuti, Willem Melchers, Annette Reuss, Christian Gilissen, Merryn Macville, Stijn Ghesquiere, Leonieke Houben, Malgorzata Ilona Srebniak, Geert Geeven, Janette Rahamat-Langendoen, Erik Sistermans, Jasper Linthorsthttps://doi.org/10.1016/j.ebiom.2024.104983 

Bron: Radboudumc
Het bericht Infectie cytomegalovirus bij zwangere vrouwen op te sporen met NIPT verscheen eerst op MedicalFacts.nl.
Lees het originele artikel

x

In 2040 combineren 2,1 miljoen mensen mantelzorg met baan


Steeds meer mensen zullen mantelzorg moeten combineren met een drukke baan: 2,1 miljoen in 2040 tegenover 1,8 miljoen nu. Een verklaring is dat het beroep op mantelzorgers door de vergrijzing tot 2040 met 70 procent toeneemt, terwijl het aantal potentiële mantelzorgers beperkt is. Werkgevers kunnen uitstroom en verzuim van hun mantelzorg gevende werknemers voorkomen door het werk flexibeler in te richten en meer waardering voor hun hulptaken uit te spreken.

De zorgsector komt de komende twintig jaar verder onder druk te staan door de vergrijzing. Nu is ongeveer 20 procent van de bevolking 65 jaar of ouder en dit stijgt tot wel 25 procent in 2040. Ouderen hebben doorgaans veel zorg nodig. Zorgpersoneel is nauwelijks te vinden en steeds vaker wordt een beroep gedaan op kinderen en partners, de zogeheten mantelzorgers. Zij spelen een cruciale rol in het leven van kwetsbare ouderen met onder meer vervoer, het doen van boodschappen, hulp bij het huishouden en het aankleden. Nederland telt ongeveer 5 miljoen mantelzorgers.

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) berekent dat tot 2040 het aantal zorgbehoevende 75-plussers met wel 70 procent stijgt. Het aantal potentiële mantelzorgers neemt in die periode met nog geen 7 procent toe. Straks zijn dus minder mantelzorgers beschikbaar om voor een zorgbehoevende oudere te zorgen. In 2018 zorgden gemiddeld vijf mensen voor één iemand, in 2040 zijn dit er waarschijnlijk slechts drie. Om dit spanningsveld het hoofd te bieden moeten meer mensen mantelzorg gaan leveren en daar waarschijnlijk tevens meer uren aan besteden.

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) verwacht dan ook dat de extra mantelzorg voor een groot deel bij werkenden terecht zal komen. Waar nu 1,8 miljoen mensen werk en mantelzorg combineren, betreft dit in 2040 waarschijnlijk 2,1 miljoen mensen. Daarnaast wordt het leveren van mantelzorg intensiever omdat ouderen langer thuis wonen en minder mantelzorgers per oudere beschikbaar zijn. Werkgevers dienen mantelzorgers daarom te ontzien met flexibele roosters, een zorgverlofregeling en meer waardering. Uitgesproken waardering kan soms het verschil maken tussen een hoge belasting die nog dragelijk is en een burn-out.

Intensieve mantelzorger is vaker overbelast

Mantelzorg is een breed begrip. Volgens het SCP omvat mantelzorg alle hulp die vanuit het sociale netwerk en niet in het kader van een beroep aan iemand met gezondheidsproblemen wordt gegeven. Dit loopt uiteen van het houden van gezelschap en het geven van emotionele steun, het verzorgen van huishoudelijke taken, financiële administratie en vervoer, tot aan persoonlijke verzorging en verpleegkundige handelingen. Door deze brede definitie telt Nederland wel 5 miljoen mantelzorgers waarvan 1,8 miljoen tevens een baan hebben. Onder alle mantelzorgers zijn bijna 1 miljoen zogeheten intensieve mantelzorgers; mensen die gedurende minstens drie maanden meer dan 8 uur per week iemand helpen. Een op de vijf werkende mantelzorgers levert intensieve zorg van gemiddeld 21 uur per week.

Bijna een op de tien mantelzorgers is overbelast, zo blijkt uit onderzoek van het SCP. Mantelzorgers zijn vaker overbelast als ze iemand intensief helpen of hulp geven aan iemand met psychische problemen, dementie of een terminale ziekte. Mensen met psychische problemen of dementie hebben vaak intensieve hulp nodig terwijl ze een klein netwerk hebben en niet iedereen vertrouwen. De mantelzorgtaken zijn minder goed te verdelen en daarom intensiever.

De rol van de mantelzorger wordt steeds belangrijker omdat het aanbod van professionele zorg schaarser wordt. Mensen kunnen minder snel terecht in een verpleeghuis omdat de dure verpleeghuisplekken niet worden uitgebreid en de wachtlijsten oplopen. Ze blijven langer zelfstandig thuis wonen en hebben meer thuiszorg en zorg van hun naasten nodig. Komende jaren neemt het personeelstekort in de zorg verder toe waardoor professionele zorgverleners hun schaarse tijd meer moeten verdelen.

Professionele zorgverleners kunnen mantelzorgers meer bij eventuele behandelingen betrekken om samen de beste hulp te bieden. “De zorgverlener moet rekening houden met behoeften van zowel de patiënt als van de mantelzorger”, zegt Heidi Wintels, projectmanager van het netwerk voor mantelzorg Markant. De mantelzorger is vaak een partner, ouder of kind en als iemand ziek wordt ontstaat ook een verzorgende relatie. De patiënt wordt dan afhankelijk van de mantelzorger. In haar werk probeert Wintels het contact tussen professionele zorgverleners en mantelzorgers te versterken: “Het grootste deel van het leven van de patiënt speelt zich af met mantelzorgers. Goede samenwerking tussen zorgverlener, mantelzorger en patiënt is belangrijk voor het onderling vertrouwen.’’

Intensieve mantelzorg is moeilijk te combineren met baan

Hoewel de meeste mantelzorgers het geven van hulp goed kunnen combineren met hun werk, heeft ruim een kwart van de werkende mantelzorgers moeite met de combinatie blijkt uit een enquête van het SCP.  Van de werkende mantelzorgers die intensief helpen heeft een op de drie moeite met deze combinatie. Bovendien blijkt dat intensieve helpers met een baan substantieel minder tevreden zijn over hun leven dan werkenden die geen mantelzorg leveren. Intensieve mantelzorgers melden zich vaker ziek en lopen grotere kans op langdurig verzuim. Ook nemen ze vaker vakantiedagen of verlof op.

Vrouwen geven vaker mantelzorg en combineren dit ook steeds vaker met een baan. Van de werkende vrouwen combineert een op de drie werk met mantelzorg, waar dit bij mannen een op de vijf is. Uit de Emancipatiemonitor 2022 van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat vrouwen vaak in deeltijd werken om tijd over te houden voor het huishouden en zorg aan derden. Dit leidt tot ongelijkheid in kansen tussen vrouwen en mannen, onder andere door een vertraagde carrière en meer beperkte salarisgroei.

Vooral voor praktisch geschoolde en niet geschoolde werkenden kan het combineren van mantelzorg met een baan uitdagend zijn. Zij hebben vaak minder flexibele roosters en minder regie dan mensen met een kantoorbaan. Ook hebben ze vaker een flexibel contract en minder financiële ruimte om zorgverlof op te nemen.

Flexibiliteit en begrip van werkgever bieden uitkomst

Mantelzorgers hebben behoefte aan flexibiliteit in hun werk maar vooral begrip van hun leidinggevende of collega’s. Flexibiliteit is nodig om tijdens werktijd een naaste te kunnen bijstaan en om op onverwachte momenten het werk neer te kunnen leggen. Begrip tonen verlicht de druk op de mantelzorger, stellen Mirjam de Klerk en Alice de Boer, onderzoekers van het SCP: “Veel mensen combineren werk met mantelzorg waarbij soms keuzes gemaakt worden tussen werk en privé. Het uitspreken van begrip door de werkgever geeft de mantelzorger ruimte en rust.”

Ongeveer de helft van de werkende mantelzorgers geeft bij hun leidinggevende aan dat ze zorgtaken op zich nemen. Van hen ervaart ruim drie kwart begrip van de leidinggevende voor hun situatie. Mensen die hun leidinggevende op de hoogte stellen van hun zorgtaak of meer flexibiliteit in hun werk hebben, ervaren minder tijdsdruk.

Flexibiliteit gaat niet alleen over vrijheid in het bepalen van werktijden en locatie maar ook over de mogelijkheid om verlof en vrije dagen op te nemen. Momenteel neemt ruim een op de vier werknemers vakantiedagen op om mantelzorg te kunnen geven. Een op de tien neemt betaald verlof op en zes procent neemt onbetaald verlof op. De Sociaal Economische Raad (SER) adviseerde het te vormen kabinet eerder deze maand om de veelheid aan verlofregelingen te bundelen. Een vereenvoudigde regeling moet het makkelijker maken om verlof op te vragen. De raad wil dat mantelzorg wordt opgenomen in deze regeling en komt binnenkort met een advies.

De Klerk en De Boer onderstrepen het belang van verlof: “Wanneer een werknemer tijdelijk meer mantelzorg moet verlenen kan verlof een uitkomst zijn. Daarnaast kan wellicht een ‘terugkeergarantie’ helpen. Dan kunnen mantelzorgers een tijd intensief zorgen voor een naaste zonder ontslag. Op het moment dat de zorg minder of overbodig wordt, kan men terugkeren in de organisatie.”

Gezien de krapte op de arbeidsmarkt is het belangrijk voor werkgevers om huidige werknemers te behouden en nieuwe mensen aan te trekken. Werkgevers die rekening houden met de onvermijdelijke toename van mantelzorg hebben een streepje voor.

Schaarse zorgverlener vaak ook mantelzorger

Ook voor professionele zorgverleners moet werk en mantelzorg beter te combineren worden. Mensen die in de zorg werken nemen vaker ook een hulptaak voor naasten op zich, maar de meeste professionele zorgverlening is niet flexibel ingericht. De roep om flexibiliteit in de zorgsector is al langer hoorbaar. Het gebrek hieraan is een van de voornaamste redenen waarom zorgmedewerkers uit loondienst treden en zich laten inhuren als zzp’er. Zorgaanbieders geven vast personeel steeds meer zeggenschap over hun werktijden om zo de uitstroom te beperken.

De druk op professionele zorgverlener die tevens mantelzorg geeft, neemt met de vergrijzing op beide fronten toe. Werkgevers moeten tijdig het gesprek voeren over het combineren van beide taken om de uitstroom en het verzuim onder zorgpersoneel te verminderen.

Bron: ABN AMRO
Het bericht In 2040 combineren 2,1 miljoen mensen mantelzorg met baan verscheen eerst op MedicalFacts.nl.
Lees het originele artikel

x

Defensie en UMC Utrecht gaan samenwerken in traumazorg


In het Civil-Military Centre of Expertise for Trauma Care komt militaire en civiele traumazorg samen

Het UMC Utrecht en het ministerie van Defensie gaan nog intensiever samenwerken in traumazorg en het onderzoek daarnaar. Omdat militairen op missie heel andere letsels oplopen dan de meeste andere mensen, kan er veel van elkaar geleerd worden. In het Civil-Military Centre of Expertise for Trauma Care (CETC) komen de kennis en ervaring van militaire en civiele traumazorg samen. Defensie en het UMC Utrecht werken hiermee aan hun gezamenlijke missie voor een maximale overlevingskans en minimale invaliditeit na een ongeval.

De kwaliteit en veiligheid van de patiëntenzorg voor zowel militairen als burgers profiteert van deze samenwerking. “Bij defensie hebben we kleine aantallen patiënten, maar het zijn vaak wel specifieke, ernstige verwondingen”, zegt hoofd van het CETC kolonel Henk van der Wal. “Denk aan schotwonden of verwondingen door explosies. Die zie je, gelukkig, veel minder in de civiele zorg. Maar daar zijn het weer hele grote aantallen patiënten, die vaker een zogenoemd stomp trauma hebben: letsel door aanrijdingen of vallen van grote hoogte. Die data brengen we samen, waardoor we de traumazorg voor iedereen kunnen verbeteren.”

Kennis van het UMC Utrecht

Het UMC Utrecht doet al veel onderzoek naar traumazorg. Zo loopt er onderzoek naar de reactie van het immuunsysteem op een (zware) verwonding. Daarnaast is er veel aandacht voor het optimaliseren en innoveren van de traumazorg. Ook is in het UMC Utrecht de TraumaTriage App ontwikkeld, die helpt bij het ter plekke bepalen hoe ernstig de verwonding van iemand is en welk niveau van zorg daarbij nodig is. Lukas van Spengler, directeur van Traumacentrum Midden-Nederland: “Je kunt je voorstellen dat dat kennis is die ook op het slagveld van groot belang is. Daarnaast kunnen we onze kennis over de civiele zorgketen inzetten voor onderzoek om de militaire zorgketen verder te verbeteren.”

Geopolitieke ontwikkelingen

De militaire gezondheidszorg heeft in de afgelopen decennia veel vooruitgang geboekt in de behandeling van militaire slachtoffers, van moment van gewond raken tot en met de revalidatie. “In het licht van de geopolitieke ontwikkelingen is het belangrijk om door te blijven ontwikkelen”, zegt Van de Wal. “We moeten rekening houden met meer grootschalige incidenten, met grotere aantallen gewonden. Incidenten die niet alleen impact hebben op de militaire gezondheidszorg, maar ook op de civiele. Daar op voorbereid zijn, is ook onderdeel van het CETC.”

Samenwerking in onderzoek is het voornaamste speerpunt van het CETC. De militaire gezondheidszorg kan meer structureel onderzoek doen dankzij de ervaring van het UMC Utrecht. En dankzij de samenwerking met defensie worden voor onderzoekers van het UMC Utrecht (internationale) onderzoeksgegevens beschikbaar. Daarnaast komt er in het CETC ook onder meer een digitaal kennisnetwerk, zullen gezamenlijke opleidingen en trainingen gegeven worden en wordt er een simulatielab opgericht.

Complex acute zorg in het UMC Utrecht

De zorg voor (ernstig) gewonde mensen, oftewel de traumazorg past bij de taak en prioriteit van het UMC Utrecht voor complex acute zorg. Het UMC Utrecht is een excellent (inter)nationaal bekend centrum voor complex acute zorg. Het UMC Utrecht leidt zorgprofessionals op, doet onderzoek, innoveert en faciliteert trainingen. Het level-1 traumacentrum is state-of-the-art en de ruggengraat van de complex acute zorg in het UMC Utrecht. Met het Centraal Militair Hospitaal als naaste buur en het Calamiteitenhospitaal in huis kent het UMC Utrecht al een nauwe en lange samenwerking met de militaire gezondheidszorg.

Bron: UMC Utrecht
Het bericht Defensie en UMC Utrecht gaan samenwerken in traumazorg verscheen eerst op MedicalFacts.nl.
Lees het originele artikel

x

Laatste kans op rechtvaardigheid voor zorghelden


De FNV roept de Tweede Kamer op vandaag tijdens de behandeling van de begroting van VWS meer geld vrij te maken voor mensen die Long Covid hebben opgelopen door hun werk. Gisteravond werd bekend dat maar 400 mensen geld krijgen uit de Post-Covid regeling waar FNV en CNV hard voor hebben gestreden. Er was geld voor ongeveer 2200[1] mensen. De uiteindelijke regeling – die er kwam op initiatief van vakbonden FNV en CNV – werd echter van meet af aan als te streng bestempeld en voor te weinig beroepen toegankelijk. Door de vakbonden, maar ook door een groot deel van de vorige Tweede Kamerleden. Ook hadden de veelal zieke aanvragers maar een maand de tijd om de zeer gecompliceerde aanvraag te doen. Na 2 jaar zitten duizenden mensen die tijdens corona moesten doorwerken met een WIA-uitkering thuis, anderen werken door hun ziekte noodgedwongen veel minder uren of in een minder zware baan.

Kitty Jong: “We zijn verbijsterd over en enorm geschrokken van de grote hoeveelheid afwijzingen. Hiermee is precies gebeurd waarvoor we gewaarschuwd hadden bij deze te strenge, onredelijke en oneerlijke regeling. Zorghelden die in de frontlinie hebben gestaan hebben in plaats van een beetje compensatie een klap in hun gezicht gekregen. Nederland zei dat het zijn zorghelden niet in de steek zou laten of al die anderen met een essentieel beroep die moesten doorwerken. Maar het inmiddels demissionaire kabinet heeft de mensen onder aanvoering van minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) laten zakken als een baksteen.”

Originele voorstellen zouden nu kunnen rekenen op Kamermeerderheid

Alleen hele specifieke groepen zorgmedewerkers konden vorig jaar onder zeer strenge voorwaarden een eenmalige vergoeding van 15.000 euro krijgen. De regeling was een stuk slechter en ook voor veel minder mensen toegankelijk dan de vakbonden hadden bepleit. Een Eerste Kamer motie vroeg in januari 2023 het kabinet zelfs om 150 miljoen voor een regeling te reserveren. Daarnaast zaten er eisen aan de regeling waar de overheid zelf niet aan kon voldoen. Zo zijn er bij het UWV enorme achterstanden rond de vereiste WIA-keuring. De coalitie weigerde bijna alle voorstellen voor een menselijkere en soepelere compensatieregeling aan een Kamermeerderheid te helpen. Met de huidige samenstelling van de Tweede Kamer zouden al die voorstellen het ruim hebben gehaald.

FNV strijdt nog steeds voor eerlijker regeling

Post covid is sinds januari 2022 erkend als officiële beroepsziekte. Daarom wil de FNV dat het compensatiebedrag wordt geïndexeerd naar 24.010 euro, de standaard vergoeding bij beroepsziekten. Maar dat is niet het enige. De bond willen ook dat de mensen die in de tweede golf ziek werden een beroep op de regeling mogen doen en dat meer beroepsgroepen onder de regeling vallen. Terwijl er waarschijnlijk zo’n 80%1 van de gereserveerde 33 miljoen overblijft zijn er nog steeds mensen die buiten de boot vallen omdat ze ‘net te laat’ ziek werden of op papier ‘net het verkeerde beroep’ hadden. Of dat in de praktijk nu wel of niet zo was.

Tussen papier en praktijk

Bianca van der Heijden werkte in een verzorgingstehuis. Op papier was ze facilitair manager en werkte ze niet direct met patiënten. In de praktijk sorteerde ze tijdens de coronapiek de vuile was van zieke bewoners en liep daardoor long covid op. Afgelopen jaar had ze een maand de tijd om een aanvraag in te dienen. Ondanks de vele inspanningen lukte dat, maar haar aanvraag is afgewezen. Van der Heijden: “Tijdens corona was er geen tijd om naar functies te kijken. Je deed gewoon wat je moest doen. Het is even bizar als onrechtvaardig dat er niet gekeken wordt naar wat je op dat moment in de praktijk deed en dat je werkelijk overal bewijsstukken van moet aanleveren. Ik moest ook van mijn ex-werkgever allemaal bewijzen aanleveren maar ik ben daar zo rot weggegaan die geeft dat nooit meer, dat is een enorme drempel.”

Kamer kan bestuurlijk falen corrigeren

“Zoals Bianca zijn er nog veel meer mensen”, zegt Jong. “Extra wrang is het dat door de strenge voorwaarden en hun slechte conditie talloze mensen de aanvraag bij voorbaat niet zagen zitten. En dat er daarnaast nog duizenden medewerkers van hulpdiensten, onderwijzers en andere mensen uit de frontlinie zijn die op voorhand niet in aanmerking kwamen. Dit is het doelbewust wegzetten van de mensen die de kolen uit het vuur hebben gehaald ten tijde van de coronapandemie. Als de Tweede Kamer zichzelf serieus neemt dan verruimen en verbreden ze de regeling alsnog. Zo corrigeren ze het bestuurlijk falen van dit demissionaire kabinet. Het amendement Bushoff is al een stap in de goed richting maar er is meer nodig: deze of een aanvullende regeling moet soepeler, hoger en toegankelijker.”

Bron: FNV
Het bericht Laatste kans op rechtvaardigheid voor zorghelden verscheen eerst op MedicalFacts.nl.
Lees het originele artikel

x

Vervolgonderzoek heruitgifte medicatie om medicijnverspilling te voorkomen


Jaarlijks wordt er voor 100 miljoen euro aan ongebruikte medicijnen weggegooid in Nederland. Denk bijvoorbeeld aan patiënten die veranderen van medicijn, vanwege bijwerkingen, genezing of ineffectiviteit. Dit leidt niet alleen tot een financiële verspilling, maar ook tot onnodig gebruik van grondstoffen, uitstoot van CO2 en andere vormen van milieubelasting. De apotheek van het Jeroen Bosch Ziekenhuis (JBZ) neemt daarom wederom deel aan een studie van het Radboudumc om medicatieverspilling tegen te gaan.

Medicijnverspilling

De originele ROAD studie startte in 2020 in vier ziekenhuizen, waaronder het Jeroen Bosch Ziekenhuis. Daaruit bleek dat heruitgifte van medicijnen miljoenen euro’s per jaar kan besparen. Nu krijgt deze studie een vervolg genaamd ROAD 2.0. Naast de vier ziekenhuizen die al deelnamen aan de eerdere ROAD studie zullen nu tien extra ziekenhuizen mee gaan doen. ‘Wij zijn ontzettend blij dat het JBZ weer meedoet aan de ROAD-studie 2.0. Het is voor ons erg belangrijk om op deze manier bij te dragen aan duurzamere gezondheidszorg en om de kosten van geneesmiddelen te verlagen.’, vertelt apotheker Thijs Balk.  

De studie richt zich op het heruitgave van antikanker medicijnen tot eind 2024. Patiënten die antikanker medicijnen gebruiken houden soms medicatie over. Bijvoorbeeld na stoppen van behandeling door bijwerkingen of het wisselen van medicijnen. Momenteel worden deze dure, ongebruikte medicijnen weggegooid. Om deze verspilling tegen te gaan kan de apotheek de ongeopende medicijnen na controle van de kwaliteit opnieuw aan een andere patiënt geven. Wij hopen hiermee medicijnverspilling verminderen.

Kwaliteit en veiligheid gegarandeerd

De kwaliteit van de teruggebrachte medicijnen wordt gecontroleerd. De apotheek kijkt of de verpakking afgesloten ingeleverd is, of het medicijn nog houdbaar is en of specifieke medicijnen op de juiste temperatuur is bewaard. Alleen medicijnen die van goede kwaliteit zijn worden aan een andere patiënt die ook aan het onderzoek meedoet gegeven. 

Als patiënt deelnemen aan het onderzoek

Deelname aan het onderzoek is volledig vrijwillig. Alleen patiënten die antikanker medicijnen gebruiken komen in aanmerking voor het onderzoek. Alle patiënten die deel kunnen nemen, ontvangen in januari 2024 een bericht met uitleg over het onderzoek en een toestemmingsverzoek. Wil je nu al meer weten? Neem dan contact op met de apotheek van het Jeroen Bosch Ziekenhuis.  Dit bericht is samengesteld met informatie en quotes gedeeld door het Radboudumc. De ROAD 2.0 studie staat onder leiding van dit ziekenhuis.

Apotheek Jeroen Bosch Ziekenhuis

Bron: JBZ
Het bericht Vervolgonderzoek heruitgifte medicatie om medicijnverspilling te voorkomen verscheen eerst op MedicalFacts.nl.
Lees het originele artikel

x

LUMC moet onmiddellijk actie ondernemen om de aanbevelingen rapport op te volgen


Waarom Academische Integriteit Cruciaal Is

Het recente rapport over fraude bij het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) is alarmerend, om nog maar te zwijgen van de potentiële gevolgen die het met zich meebrengt. De conclusies van een externe onderzoekscommissie, geleid door Albert Scherpbier, wijzen op structurele problemen die de academische status van het ziekenhuis in gevaar brengen. Dit rapport, dat onlangs door Follow the Money en Omroep West werd gepubliceerd, moet serieus worden genomen, niet alleen door de medische gemeenschap maar ook door de samenleving als geheel.

Het rapport onthult een schrijnend gebrek aan maatregelen om herhaling van fraude te voorkomen binnen het LUMC. Deze tekortkomingen zijn zorgwekkend, vooral omdat fraude niet kan worden afgedaan als een eenmalig incident veroorzaakt door een handvol individuen. Het is een dieperliggend probleem dat verband houdt met de heersende moraal en de onderlinge verhoudingen in het academische ziekenhuis.

Een van de belangrijkste bevindingen van de commissie is dat medewerkers vaak enorme druk voelen om te presteren. Deze druk kan leiden tot ondoordachte beslissingen en het goedkeuren van voorstellen onder grote tijdsdruk, zelfs als ze van slechte kwaliteit zijn. Dit creëert een vruchtbare voedingsbodem voor fouten en gesjoemel. Het is van cruciaal belang dat het LUMC deze druk op medewerkers adresseert en procedures implementeert om projecten op een consistente en verantwoorde manier te beoordelen.

Wat echter misschien wel het meest zorgwekkend is, is het gebrek aan bewustzijn bij het LUMC over de ernst van deze kwestie. Fraude is niet alleen een financiële kwestie, maar heeft ook gevolgen voor de wetenschappelijke integriteit en de reputatie van het ziekenhuis. Het rapport benadrukt dat de academische wereld niet kan tolereren dat academische instellingen onethisch gedrag negeren of minimaliseren.

Het LUMC moet onmiddellijk actie ondernemen om de aanbevelingen van het rapport op te volgen. Dit omvat het implementeren van striktere maatregelen om fraude te voorkomen, het verminderen van de druk op medewerkers om te presteren, het instellen van duidelijke beoordelingsprocedures voor projecten en het vergroten van het bewustzijn over de gevolgen van fraude voor de academische status van het ziekenhuis.

De gevolgen van het niet aanpakken van deze problemen zijn verreikend. In het ergste geval kan het LUMC zijn academische status verliezen, wat niet alleen de medische faculteit, maar ook het vertrouwen van het publiek in de gezondheidszorg zal ondermijnen.

Hier zijn enkele aanbevelingen voor het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) om de aanbevelingen van het rapport op te volgen en maatregelen te nemen om fraude te voorkomen en de academische integriteit te herstellen:

Transparante en strikte beleidsmaatregelen: Het LUMC moet transparante en strikte beleidsmaatregelen implementeren om fraude te voorkomen en te detecteren. Dit omvat het opstellen van duidelijke richtlijnen voor het indienen en beoordelen van projectvoorstellen, financiële rapportage en externe samenwerkingen. Het beleid moet voor iedereen binnen het ziekenhuis toegankelijk en begrijpelijk zijn.

Integriteitstraining en bewustwording: Het LUMC moet investeren in integriteitstraining voor al zijn medewerkers. Deze training moet zich niet alleen richten op financiële integriteit, maar ook op wetenschappelijke integriteit. Medewerkers moeten zich bewust worden gemaakt van de gevolgen van fraude voor de academische status van het ziekenhuis en de bredere academische gemeenschap.

Onafhankelijke controle en audit: Het LUMC moet een onafhankelijke controle- en auditfunctie instellen om regelmatig financiële transacties en projecten te controleren op mogelijke fraude. Dit versterkt de externe verantwoording en vermindert het risico op intern wangedrag.

Ethische cultuur bevorderen: Het ziekenhuis moet een ethische cultuur bevorderen waarin medewerkers zich vrij voelen om zorgen over fraude te uiten zonder angst voor represailles. Het instellen van een klokkenluidersregeling kan hierbij helpen.

Versterking van de beoordelingsprocedures: Het LUMC moet de beoordelingsprocedures voor projectvoorstellen aanscherpen. Dit omvat een grondige evaluatie van de haalbaarheid, relevantie en kwaliteit van de voorgestelde projecten. Projecten die onder grote tijdsdruk worden goedgekeurd, moeten worden vermeden, omdat ze het risico op fouten en fraude vergroten.

Samenwerking met externe experts: Het ziekenhuis moet externe experts raadplegen om best practices te identificeren en te implementeren op het gebied van fraudepreventie en wetenschappelijke integriteit. Dit kan helpen bij het ontwikkelen van effectieve strategieën en maatregelen.

Periodieke evaluatie en rapportage: Het LUMC moet periodiek de voortgang in de implementatie van deze maatregelen evalueren en rapporteren aan belanghebbenden, waaronder academische instanties en het publiek. Transparante communicatie over verbeteringen in de academische integriteit is essentieel voor het herstel van het vertrouwen.

Leiderschap en verantwoording: Het bestuur van het LUMC moet het voortouw nemen bij het bevorderen van academische integriteit en moet zelf verantwoording afleggen voor het handhaven van ethische normen binnen het ziekenhuis.

Het opvolgen van deze aanbevelingen zal niet alleen helpen om fraude te voorkomen, maar ook om de academische reputatie van het LUMC te herstellen en te versterken. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle betrokkenen om te zorgen voor een ethische en integere werkomgeving binnen het ziekenhuis.

Het is tijd voor het LUMC om te laten zien dat het vastbesloten is om de academische integriteit te handhaven en de verantwoordelijkheid te nemen voor het herstellen van het vertrouwen dat in het ziekenhuis gesteld wordt. De gezondheid van onze samenleving staat op het spel.

Het bericht LUMC moet onmiddellijk actie ondernemen om de aanbevelingen rapport op te volgen verscheen eerst op MedicalFacts.nl.
Lees het originele artikel

x

Studie: vitamine D tekort onder ouderen nog altijd alarmerend hoog


Ondanks een decennium aan voorlichting blijft het percentage ouderen met een vitamine D-tekort op de afdeling Geriatrie van het ziekenhuis verotrustend hoog. Dat blijkt uit een studie die is gepubliceerd in Nutrients. De onderzoekers pleiten voor betere voorlichting en gerichte interventies.

Het is bekend dat veel mensen in de wintermaanden extra vitamine D kunnen gebruiken. Vooral als het gaat om risicogroepen als kleine kinderen, ouderen en zwangeren. Onder ouderen blijft het vitamine D-tekort alarmerend hoog.

Het onderzoek

Om het verband tussen leeftijd, geslacht, BMI en suppletie te onderzoeken, bekeken onderzoekers de serumconcentratie vitamine D van 240 patiënten op de afdeling Geriatrie van het universitair ziekenhuis Bialystok in Polen. Alle patiënten waren 70 jaar of ouder.

Bij 67,5 procent van de ouderen werd een tekort aan vitamine D vastgesteld (<30 ng/ml). Van de onderzoeksgroep had 15 procent zelfs een ernstig tekort (<10 ng/ml).

Suppletie onder ouderen

Slechts 18,3 procent van de deelnemers aan het onderzoek in het ziekenhuis gebruikte vóór opname vitamine D-supplementen, hoewel er aanbevelingen zijn voor suppletie van de vitamine bij mensen vanaf 65 jaar.

De aanbeveling is om tussen 65-75 jaar dagelijks 800-2.000 IE (20-50 mcg) vitamine D te slikken. Bij mensen vanaf 75 jaar is het advies zelfs 2000-4000 IE (50-100 mcg) vitamine D per dag. Deze doseringen liggen hoger dan die in Nederland.

De aanbevelingen gaan uit van het feit dat de synthese van vitamine D door de huid bij ouderen minder efficiënt verloopt. Ook kan er sprake zijn van malabsorptie en een veranderd metabolisme van vitamine D in deze leeftijdsgroep.

Factoren die bijdragen aan een tekort

In het onderzoek onder ouderen op de geriatrie-afdeling werd een vitamine D-tekort vastgesteld bij maar liefst 70,9 procent van de mensen die geen supplementen namen. Bij de mensen die wel supplementen namen lag dit percentage beduidend lager, namelijk 52,3 procent.

Leeftijd en de afwezigheid van suppletie bleken overigens niet de enige factoren die verband hielden met een vitamine D-tekort. Ook gewicht bleek een belangrijke rol te spelen bij het optreden van insufficiëntie. Obese patiënten hadden meer dan twee keer zoveel kans op een tekort aan vitamine D.

Betere voorlichting voor alle betrokkenen

In een Poolse studie tussen 2016 en 2020 bleek ook al dat de helft van de mensen boven 60 jaar een tekort had aan vitamine D (<20 ng/ml). Dat een vitamine D-tekort nog vaker voorkomt bij oudere patiënten in het ziekenhuis, pleit volgens de onderzoekers voor gerichte interventies en betere voorlichting.

Deze acties dienen niet alleen gericht te zijn op de ouderen zelf, maar ook op artsen en andere zorgverleners, aldus de wetenschappers. Alleen op deze manier kan er gewerkt worden aan een betere naleving van de aanbevelingen voor ouderen.

Poolse situatie vergelijkbaar met Nederland

De situatie in Polen is vergelijkbaar met die in Nederland. De helft van de thuiswonende ouderen heeft een vitamine D-tekort. Bij zorginstellingen zou dit percentage zelfs kunnen oplopen tot 85 procent.

De Nationale Voedselconsumptiepeiling 2019-2021 (VCP) geeft een gedeeltelijke verklaring voor deze tekorten. Uit de resultaten blijkt dat mensen tussen 65-79 jaar gemiddeld 11,7 mcg vitamine D uit voeding en voedingssupplementen binnenkrijgen. Dat is iets meer dan de helft van de aanbevolen dagelijkse dosering voor deze leeftijdsgroep.

Populair voedingssupplement

Als je naar het gebruik van vitamine D kijkt, zou je niet zeggen dat de vitamine een populair voedingssupplement is. Toch werd de vitamine zowel in 2021 en 2022 door het publiek gekozen tot Supplement van het jaar.

In 2023 stond het supplement magnesium op nummer één van deze verkiezing, terwijl vitamine D plek twee innam. Dat kan te maken hebben met het feit dat vitamine D niet meer wordt vergoed sinds 1 januari 2023.

Er zijn aanwijzingen dat het gebruik van vitamine D onder kwetsbare ouderen afneemt door het wegvallen van de vergoeding door de ziektekostenverzekering. Wat dat betekent voor het optreden van vitamine D-tekorten in deze leeftijdsgroep, moet verder onderzoek uitwijzen.

Bronnen:

Lech, M.A., et al. (2024). Vitamin D Status among Patients Admitted to a Geriatric Ward-Are Recommendations for Preventing Its Deficiency Effective Enough? Nutrients, 16(2), 193.

Yaman, A.E., et al. (2023). Effects of Vitamin D Levels on Long-Term Coronary Events in Patients with Proven Coronary Artery Disease: Six-Year Follow-Up. J Journal of clinical medicine, 12(21), 6835.

Ofoedu​​, C.E. et al. (2021). Revisiting food-sourced vitamins for consumer diet and health needs: a perspective review, from vitamin classification, metabolic functions, absorption, utilization, to balancing nutritional requirements. PeerJ, 1, 9, e11940.

Rusińska, A., et al. (2018). Vitamin D Supplementation Guidelines for General Population and Groups at Risk of Vitamin D Deficiency in Poland—Recommendations of the Polish Society of Pediatric Endocrinology and Diabetes and the Expert Panel With Participation of National Specialist Consultants and Representatives of Scientific Societies—2018 Update. Frontiers in endocrinology, 9, 246.

Wierucki, L., et al. (2022). Health status and its socio-economic covariates in the older population in Poland – the assumptions and methods of the nationwide, cross-sectional PolSenior2 survey. Archives of medical science, 18(1), 92–102.

RIVM report 2022-0190. The diet of the Dutch Results of the Dutch National Food Consumption Survey 2019-2021 on food consumption and evaluation with dietary guidelines.

Ten Haaf, D.S.M., et al. (2018). Determinants of vitamin D status in physically active elderly in the Netherlands. European Journal of Nutrition, 58, 3121–3128.

Amrein, K., et al. (2020). Vitamin D deficiency 2.0: an update on the current status worldwide. European Journal of Clinical Nutrition, 74, 1498–1513.

FSK (2023). 40% minder uitgiftes van vitamine D op recept, Pharmaceutisch Weekblad, 158, 31-32.

Weggemans, R., et al. (2009). Towards an adequate intake of vitamin D. An advisory report of the Health Council of the Netherlands. European journal of clinical nutrition, 63(12), 1455-7.

Brabers, A. et al. (2023). Effecten van de pakketmaatregel vitamine D. NIVEL.
Het bericht Studie: vitamine D tekort onder ouderen nog altijd alarmerend hoog verscheen eerst op MedicalFacts.nl.
Lees het originele artikel

x

Meeste 80-plussers zijn helemaal niet kwetsbaar


Tweederde van de 80-plussers is helemaal niet kwetsbaar. Dat stelt klinisch geriater en internist ouderengeneeskunde Hanna Willems in ANBO Magazine. “Er zijn een heleboel vitale ouderen en er komen er de komende jaren steeds meer bij.”

In de afgelopen eeuw is het aantal 65-plussers in Nederland meer dan vertienvoudigd: van 300.000 in 1900 tot 3.600.000 in 2023. Over deze bevolkingsgroep bestaan veel vooroordelen – vaak negatief. Willems ziet juist de mooie kanten van ouder worden. En zij weet ook: een groot deel van de ouderen is helemaal niet kwetsbaar.

“Het zijn mensen die wel degelijk voelen dat ze ouder geworden zijn, maar geen beperkingen ervaren”, zegt Willems. “Ze fietsen, gaan naar de sportclub, maken lange wandelingen, doen boodschappen en hebben geen geheugenklachten. Misschien moet je je boodschappenlijstje opschrijven, omdat je niet alles direct paraat hebt. En misschien is die ladder een beetje spannend geworden en vraag je iemand om je daarbij te helpen. Maar dat hoort bij vitale veroudering.”

Grote keuzes

Willems is klinisch geriater en internist ouderengeneeskunde in het Amsterdam UMC. Ze behandelt voornamelijk ouderen die gevallen zijn en botbreuken hebben. “Ik hou van werken met ouderen. Het gesprek met ouderen is vaak heel waardevol en relevant. Want het gaat om grote keuzes. Kiezen tussen leven of dood, tussen leven toevoegen aan de jaren of jaren aan het leven. Wat je belangrijk vindt, wat je nog wilt doen en hoe je de rest van je leven inricht. Binnen de geriatrie komen allerlei problemen voorbij waar ouderen mee te maken krijgen, zoals de psychische kant en de lichamelijke kant.”

Geheugen

Veel van de aandoeningen die ouderen kwetsbaar maken, zijn gerelateerd aan leefstijl. Wanneer je je leefstijl verbetert, verbeteren de lichaamsfuncties vaak ook. Blijf bewegen, blijf trainen, blijf lol maken en onderhoud je sociale netwerk is wat betreft Willems dan ook hét advies om te voorkomen dat je kwetsbaar wordt.

Daarnaast raadt ze aan om het gebruik van alcohol te beperken. “Alcohol zorgt ervoor dat je slechter slaapt, het vergroot de kans op vallen en je krijgt er maagdarmproblemen van. Ook een minder goed geheugen en somberheid zijn aan alcohol gerelateerd”, stelt Willems.

Actie

“Daarnaast is het belangrijk om te beseffen: kwetsbaarheid is niet binair. Je wordt niet van de een op de andere dag kwetsbaar. Wees er dus alert op als dingen ineens minder goed gaan. Als stofzuigen te zwaar wordt, betekent dat dat je minder krachtig bent geworden. Dan is het dus tijd om actie te ondernemen. Ik zie vaak dat als mensen hun leefstijl verbeteren, hun lichaamsfuncties ook beter worden. Hou je lichaam en je brein aan de gang, ga naar buiten en blijf onderdeel van de maatschappij, dan blijf je zo lang mogelijk vitaal.”

“ANBO-PCOB kan zich volledig vinden in de bevindingen van Hanna Willems”, vertelt directeur bestuurder Anneke Sipkens. Het is belangrijk om te erkennen dat een groot deel van de 80-plussers in Nederland niet als kwetsbaar beschouwd moet worden. Dit bevestigt onze visie dat vooroordelen over ouderen onjuist zijn. Het is hoog tijd dat we die loslaten en de realiteit onder ogen zien: ouderen zijn een krachtige, vitale groep in onze samenleving. Een groep die actief bijdraagt en volop in het leven staat. Laten we focussen op de positieve aspecten van het ouder worden en de mogelijkheden die dit met zich meebrengt.”

Bron: ANBO-PCOB

Het bericht Meeste 80-plussers zijn helemaal niet kwetsbaar verscheen eerst op MedicalFacts.nl.
Lees het originele artikel